voor gastauteurs

Integraties (2)

 

In een vorige column refereerde ik naar de integratie Bergia waarbinnen mijn ouders opereerden vanaf 1969. Bergia was zijn tijd ver vooruit en het hoeft niemand te verbazen wanneer dit concept 50 jaar na dato in 2019 opnieuw ‘uitgevonden’ wordt. Ik schreef er tijdens het Rendementsdebat van 2009 eerder over en uiteraard volgde toen ook de vraag waarom Bergia niet meer bestaat. Het antwoord hierop is dat het bedrijf in de jaren tachtig al overgenomen werd door Hendrix Voeders, wat later zelf weer opging in Hendrix-UTD en nog weer later in ForFarmers. Al deze bedrijven hadden én hebben nog steeds belangen in varkensbedrijven, rechtstreeks of via stromannen.

 

Kostprijsberekening

Bergia startte in 1969 op met een twintigtal bedrijven met ruim 200 zeugen. Deze werden onder eigen beheer gebouwd en bevolkt met Hypor gelten. Voer produceerde de fabriek in Zwolle en een eigen biggencentrale (later Select Porc) vermarkte de biggen naar aangesloten contractstallen. Voor het geheel was er naast het management een eigen adviesteam welke alle facetten in de bedrijfsvoering volgde. Mijn ouders waren in 1977 de eersten die het varkensbedrijf overnamen na eerst acht jaar zetbaas geweest te zijn. Er werd toen een nieuw contract met Bergia aangegaan wat liep tot de overname door mij in 1988. In de 11 jaar contractperiode werden er 17-20 biggen per zeug per jaar geproduceerd, dit was het uitgangspunt  bij de kostprijsberekening. Alle kosten werden op 1 A4 opgesomd, inclusief arbeid, rente en aflossing. Het totaal kwam uit op ca. 440.000 gulden en werd gedeeld door ca. 4000 biggen.

 

Contract 50 euro-plus

De uitkomst van 110 gulden (50 euro) per big was de kostprijs, inclusief arbeid, exclusief marge. Vervolgens werd na elke biggenlevering het gemiddelde genomen van de LEI prijs en de Richtprijs. Voor de jongeren onder ons, de eerste was een marktnotering als vandaag de BPP en de NordWest, de tweede was een berekende biggenprijs gebaseerd op een evenredige margeverdeling vermeerderaar-vleesvarkenshouder. De kostprijs was wekelijks de minimumprijs die uitbetaald werd, lag de marktprijs hoger dan deze kostprijs, dan werd de meerprijs gedeeld. Na de overname ging Hendrix nog enige tijd met deze vorm van contracten door en ook veel andere particuliere en coöperatieve voerleveranciers volgden, vaak in een net iets andere variant.

 

Centrale regie

Een halve eeuw na dato ligt de kostprijs per zeug 75% hoger, per big echter nog steeds 50 euro excl. BTW. Marge voor een varkenshouder praat niemand meer over, de meesten zijn al blij met een vergoeding voor arbeid. Bovenstaande contracten lijken vandaag een luxe voor de boer, ik waag dat te betwijfelen. In de jaren met marktprijzen flink onder kostprijs, zeg maar 2015 en 2018, moet de contractgever fors bijpassen, maar heeft nog steeds zijn marge op voer, handel, entstoffen, enz. Bovendien pakt hij in een goed jaar als 2017 een stukje uit de meeropbrengst mee. Het pionierswerk op al deze afzonderlijke terreinen kan vervallen, nieuwe contractbesprekingen kan bij de meeste integraties één persoon wel af. Bij centrale regie kunnen kosten behoorlijk dalen en opbrengsten vermeerderen.

 

Duurzaam boeren

Veel bedrijven zitten nu in zwaar weer en meestal wordt er verwezen naar het slechte jaar 2015 en naar het huidige jaar 2018. Kijken we echter naar de 6-jaars-periode 2013-2018, dan is de NordWest ruim 46 euro geweest en zou er bij aanhouden jaargemiddelden een halve euro bijbetaald zijn voor de goede jaren 2013 en 2017. Dus over de gehele periode van zes jaar € 50,50 euro uitbetaald bij een marktprijs van € 46,00. Ik hou netto toeslagen op NordWest erbuiten omdat daarvoor meestal ook extra kosten gemaakt moeten worden. Over de gehele keten moet de integratie 10% terugverdienen uit eerder genoemde voordelen. Voor de vermeerderaar betekent dit echter over deze zes jaren een plus van 750 euro per zeug, net het verschil tussen duurzaam boeren en duurzaam naar de knoppen.

 

Producentendebat

Deze rekensom is geen ver-van -mijn-bed-show, in Spanje vandaag al realiteit en behoud van continuïteit en groei. Tot zover het toekomstperspectief voor de vermeerderaar, de volgende column die voor de vleesvarkenshouder en het gesloten bedrijf. Op deel 1 kwamen al tal van reacties, duidelijk blijkt de behoefte onder collega’s en de oriëntatie op integraties door het bedrijfsleven. Tijdens het producentendebat in 2011 in de Showroom (150 varkenshouders met 10% NL varkensstapel) waren we de mening nog duidelijk toegedaan dat producenten dit zelf op moeten pakken, dat is echter niet gebeurd. Belangrijker is dát er wat gebeurt in Nederland, zeker nu we steeds verder achterop raken in kostprijs ten opzichte van concurrerende EU-landen.

deel dit bericht

blijf op de hoogte

meer nieuws

Scroll naar boven